“Wat wil je worden?”
vroeg de juf.
Het was in de derde klas.
Ik keek haar aan
en wist het niet.
Ik dacht dat ik al iets was.
Toon Hermans
"Da’s een goeie, Toon", mijmer ik glimlachtend, "je hebt de juf mooi aan het denken gezet met je woordgrapje. Zij is bezig met kennis overdragen en is nieuwsgierig wat de kinderen daar mee zullen doen. Welk beroep zullen de kinderen later uitoefenen, waar dromen ze van? Welke vaardigheden gaan ze inzetten? En jij Toon? Waar ben jij mee bezig? Jij bent niet direct bezig om iets te wórden, je bedenkt wie je bént…"
Om te weten wie je bént is het nodig om naar je kwaliteiten te kijken. Ze zitten in je kern, in je genen. Natuurlijk bestaat je unieke kern uit méér dan kwaliteiten, denk bijvoorbeeld aan het type dat je bent: een denker, een doener, extravert of introvert. Maar het gaat mij nu even om die kwaliteiten. Kwaliteiten moeten niet verward worden met vaardigheden. Dit gedichtje zet ons op het goede spoor, beter gezegd: de juf en Toon zitten op hetzelfde spoor, maar benoemen ieder een rail. De juf zit op de rail van de vaardigheden en Toon op de rail van de kwaliteiten. Kwaliteiten zijn aangeboren en vaardigheden worden aangeleerd. Voor het aanleren van vaardigheden hebben we onze kwaliteiten nodig. Kunst is dus om die twee bij elkaar te brengen én bij elkaar te houden, zodat we in evenwicht blijven. Beiden vragen om ontwikkeling, zodat onze uniciteit tot recht komt in relatie met ons zelf en met de (A)ander.
Als ik naar bovenstaande rails kijk, zie ik ook dwarsliggers. Niet onbelangrijk! Dat zijn de verbinders, die maken de rails tot een spoor waarop de trein kan rijden. Om kwaliteit en vaardigheid met elkaar te laten sporen is er dwarsverbinding nodig. Die dwarsverbinding heet zelfvertrouwen. Zelfvertrouwen ligt ten grondslag om je kwaliteiten te gebruiken en je vaardigheden te ontwikkelen. Hoe verhouden zelfvertrouwen, kwaliteiten en vaardigheden zich tot elkaar? Belangrijk genoeg om in een volgende blog op te sporen.